Vorige: Meettoestellen.   Omhoog: Meettoestellen.   Volgende: Naderingssensor.
Inhoudsopgave   Index


Autoranging DVM


Wie zelf een labvoeding bouwt, wil graag een aanduiding van de ingestelde spanning en de stroom die het apparaat levert. En dan liefst met een digitale uitlezing.
Dat is geen probleem; Digitale VoltMeters (DVM) zijn tegenwoordig voor weinig geld te koop. Ze vereisen meestal een afzonderlijke voeding, en daarnaast een spanningsdeler die netjes wordt ingesteld zodat de weergegeven waarde overeenkomt met de werkelijke waarde. Maar het kan nog beter, door de DVM-module te voorzien van een autoranging-circuit. Dit voorbeeld is ontworpen voor een DVM-module die spanningen tot 199.9mV kan meten.

Vaak kan een DVM-module op z'n display slechts getallen tonen van 0 tot 1999. Voor spanningen tot 19.99V komt dat mooi uit: je kan de waarde uitlezen in stapjes van 10mV. Wil men echter een labvoeding die 25V of meer kan leveren, dan dient de spanningsdeler tussen voeding en DVM-module met een factor 10 vergroot te worden, wat de resolutie beperkt tot 100mV.
Nu is dat niet een groot probleem bij hogere spanningen. Vaak maakt het weinig uit of een ingestelde spanning van 28.5V in werkelijkheid 28.46 of 28.54V is. Maar bij lagere spanningen kan het wel belangrijk zijn, de uitgang tot op 10mV precies in te stellen.

Een eenvoudige oplossing bestaat er in, twee spanningsdelers te maken: één die de ingangsspanning door 100 deelt en één die de ingangsspanning door 1000 deelt. Met een wisselschakelaar kan dan tussen beide spanningsdelers gekozen worden. Als het een meerpolige wisselschakelaar is, kunnen daar meteen de gepaste decimale punten mee geactiveerd worden.
Maar erg vlot werkt dat niet. Een handvol weerstanden en twee IC's kunnen die taak overnemen, zodat de gebruiker er geen omkijken naar heeft.

AutorangingDVM.png

In het schema hiernaast vormen P1, R1, R2 en R3 samen met R10 de spanningsdeler voor lage spanningen. Met P1 wordt het geheel zodanig afgeregeld, dat er bij een ingangsspanning van 19.5V precies 195mV op punt A komt te staan. Als de DVM-module over een eigen regeling beschikt, mogen P1 en R1 vervallen; R2 wordt dan 220k en R3 wordt 180k. De potmeter op het DVM-printje wordt nu zó ingested, dat er “1950” op het display verschijnt.
Bij het regelen van dit deel kan IC2 best uit zijn voetje gehaald worden.

Nu is het de beurt aan het deel dat de hogere spanningen voor zijn rekening neemt. R5 en R6 zorgen er voor, dat op punt B 1/100 van de ingangsspanning komt te staan. P2 dient nu zodanig ingesteld te worden, dat de uitgang van IC1 hoog wordt zodra de ingangsspanning hoger wordt dan 19.9V. Op dat ogenblik sluit S1, en worden R9 en P31 parallel geschakeld aan R10, zodat de DVM-module niet 1/100e maar 1/1000e van de ingangsspanning aan zijn ingang ziet. Het instellen van P3 gebeurt best met de hoogste uitgangsspanning die de voeding kan leveren.
S2, S3 en S4 sturen de gewenste decimale punt op het display aan. Daarnaast doet S2 nog wat anders: via R12 maakt hij de spanning op het knooppunt R3-R7 een tikkeltje lager, hetgeen voor enige hysteresis zorgt zodat IC1 niet heen-en-weer gaat klapperen bij een ingangsspanning van 19.9V.

De nauwkeurigheid van de weergave op het display hangt af van de zorg waarmee P1 en P3 ingesteld worden. Hoewel het instelbereik van beide instelpotjes begrensd wordt door de nabijgelegen weerstanden, verdient het toch aanbeveling hiervoor 10-slags trimmers te gebruiken.

Mocht blijken dat de uitlezing enigzins onrustig is, kan het nuttig zijn, C2 toe te voegen. Ik ben er echter niet zeker van, dat dit voor alle digitale paneelmeters opgaat.

Nog een woordje over IC1: in het schema zijn de aansluitpinnen aangegeven van de klassieke opamp in een 8-pins behuizing. Hoewel de meeste opamps kunnen ingezet worden, verdient het toch aanbeveling om een type te kiezen met een hoge ingangsimpedantie. Een “echte” comparator zal het ook goed doen, maar omdat de meesten over een open-collector uitgang beschikken, dient er nog een weerstand van 1k tussen uitgang en Vcc geplaatst te worden. Hou in dat geval ook rekening met een afwijkende pinbezetting!

Stroom meten.

Voor de volledigheid: een iets afwijkend schema voor de stroommeting.

AutorangingDVM-I.png

Vermits we ―bij het meten van een stroom― met kleinere spanningen werken, is de verhouding voor de spanningsdelers iets anders gekozen.
Hier bestaat de shunt-weerstand uit 3 stuks van 0.47R, parallel geschakeld. Bij een andere waarde voor de shunt moeten ook P1, P3, R2, R5, R6, R9 en R10 aangepast worden.



Voetnoot

...P3 1
bedenk, dat de ON-weerstand van S1 typisch 30R bedraagt.
Het is evenwel aan te raden, die eerst te testen op een bread-bordje, en zonodig R9 en P3 aan te passen.



Vorige: Meettoestellen.   Omhoog: Meettoestellen.   Volgende: Naderingssensor.
Inhoudsopgave   Index

Pros Robaer - 2014